< 1 Korinthiërs 11 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)Weest mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus.1)
2)En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner2) gedachtig zijt, en de inzettingen3) behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.
3)Doch ik wil, dat gij weet,4) dat Christus het Hoofd is5) eens iegelijken mans,6) en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van7) Christus.
4)Een iegelijk man, die bidt of8) profeteert,9) hebbende iets op het10) hoofd, die onteert11) zijn eigen hoofd;
5)Maar een iegelijke vrouw, die12) bidt of13) profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar14) eigen hoofd; want het is een en hetzelfde,15) alsof haar het haar afgesneden ware.
6)Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren16) worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn,17) of het haar afgesneden te18) hebben, dat zij zich dekke.
7)Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en19) de heerlijkheid Gods20) is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans.21)
8)Want de man is uit de vrouw niet,22) maar de vrouw is uit den man.
9)Want ook is de man niet geschapen om de vrouw,23) maar de vrouw om den man.24)
10)Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.25)26)
11)Nochtans is noch27) de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.28)
12)Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is,29) alzo is ook de man door de vrouw;30) doch alle dingen zijn uit God.31)
13)Oordeelt gij onder32) uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?
14)Of leert u ook de natuur zelve33) niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?34)
15)Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange haar voor een deksel haar is35) gegeven?
16)Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn,36) wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods.37)38)
17)Dit nu, hetgeen39) ik u aanzegge, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar41) tot erger samenkomt.40)
18)Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente,42) zo hoor ik, dat43) er scheuringen zijn onder44) u; en ik geloof het ten45) dele;
19)Want er moeten ook46) ketterijen47) onder u zijn,48) opdat degenen, die oprecht zijn,49) openbaar mogen50) worden onder u.
20)Als gij dan bijeen samenkomt, dat51) is niet des52) Heeren avondmaal eten.
21)Want in het eten neemt53) een iegelijk te voren55) zijn eigen avondmaal;56) en deze is hongerig,57) en de andere is dronken.54)
22)Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de59) Gemeente Gods, en beschaamt gij60) degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik61) u niet.58)
23)Want ik heb62) van den Heere63) ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb,64) dat de Heere Jezus65) in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam;
24)En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
25)Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis.66)
26)Want zo dikwijls als gij dit brood zult67) eten, en dezen drinkbeker zult68) drinken, zo verkondigt den69) dood des Heeren, totdat Hij komt.70)
27)Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan72) het lichaam en bloed des Heeren.71)
28)Maar de mens beproeve zichzelven,73) en ete alzo74) van het brood,75) en drinke van den drinkbeker.76)
29)Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel,77) niet onderscheidende het78) lichaam des Heeren.
30)Daarom zijn onder79) u vele zwakken en kranken, en velen slapen.80)
31)Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden81) wij niet geoordeeld worden.82)
32)Maar als wij83) geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
33)Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten,84) verwacht elkander.85)
34)Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel87) samenkomt. De overige dingen88) nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.86)